– – [ S C R O L L D O W N F O R E N G L I S H ] – –
Voor ons onderzoek naar de toekomst van de Nederlandse bestaanszekerheid en welke rol de commons daarin kunnen spelen, spreken we met mensen die de idealen van het commons-gedachtengoed in de praktijk brengen. Die verhalen delen we ook met jullie. Vandaag: Het broodfonds.
Organisatie
Een broodfonds is een vorm van ‘commoning’ en een alternatief voor particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (aov’s). In tegenstelling tot aov’s zijn broodfondsen ‘schenkkringen’ en geen verzekeringen: het afdekken van de risico’s van de leden is belangrijk, maar de nadruk ligt op solidariteit en onderling vertrouwen. Dat zien we terug in de organisatie van de broodfondsen, bijvoorbeeld bij ‘t Leidsch Beleg uit Leiden. Haar 50 leden betalen ieder een maandelijkse inleg, die vast wordt gezet op een persoonlijke broodfondsrekening. Er is niet één grote pot, wel 50 kleine potjes. Wanneer een lid tijdelijk of deels arbeidsongeschikt is, worden er uit al die potjes schenkingen gedaan.
Een broodfonds ziet mensen niet als risico’s. Toelating of de maandelijkse inleg hangt daarom niet af van het individuele risico. Dus ook als je meer kans hebt om arbeidsongeschikt te raken, kan je gewoon lid worden voor dezelfde prijs als een ander met een kleinere kans om ziek te worden, zo vertelt Karin van Dorsselaer, die actief is bij ‘t Leidsch Beleg. ‘We hebben een lid die kanker heeft gehad. Er is een risico dat het terugkeert en het lid voor twee jaar is uitgeschakeld. Maar we maken geen voorbehoud in de zin van: je mag er wel in, maar we sluiten dat uit. Het is een solidariteitsclub, geen verzekering’. Dit is solidariteit in de praktijk: risico’s worden collectief benaderd en gedekt. Dus niet: jouw risico op ziek worden is een eigen, individuele verantwoordelijkheid, maar: arbeidsongeschiktheid kan ons allemaal overkomen en in die tijden helpen we elkaar.
Solidariteit met gezicht
Wat de aanpak van broodfondsen bijzonder maakt, is dat solidariteit een gezicht krijgt, omdat het helder is aan wie je geeft of van wie je krijgt. Algemene overheidsuitkeringen zijn in principe ook solidair, maar hebben geen gezicht. Wanneer iemand arbeidsongeschikt raakt en schenkingen uit het broodfonds ontvangt, wordt er vanaf 50 verschillende, persoonlijke bankrekeningen geld overgemaakt. Dit heeft een fiscaal voordeel, omdat schenkingen onder de 2208 euro (in 2020) in Nederland belastingvrij kunnen worden gedaan. Maar het heeft vooral een sterk psychologisch, solidariteit-bouwend effect. ‘Je krijgt 50 stortingen van kleine bedragen van al die leden’, zegt Karin. ‘Mensen raken daar door ontroerd. Je ziet al die giften elke maand binnenkomen en je beseft: dat is jouw kurk om op te drijven. Dat is heel erg mooi’.
Niet alleen voor de ontvangers van de schenkingen is de solidariteit persoonlijk, ook voor de leden die de schenkingen doen. Zonder dat het verplicht is, gebeurt het regelmatig (bij ‘t Leidsch Beleg, maar ook bij veel andere broodfondsen) dat leden die ziek zijn geweest tijdens jaarvergaderingen opstaan om hun verhaal te vertellen. Karin: ‘Zo vertelde één van onze leden, die in de bouw werkt, dat hij een nieuwe knie heeft gekregen, wat dat voor zijn werk betekende en hoeveel rust het gaf om op het broodfonds te kunnen rekenen’.
Oprichters van het eerste, oorspronkelijke Broodfonds, Biba Schoenmaker en André Jonkers, spreken over de impact die dat geeft. ‘Leden zien dat de schenkingen ook echt betekenis hebben gehad. Dan raken heel veel leden ook geëmotioneerd. Dan realiseer je je: het zijn maar kleine bedragen die maandelijks van je rekening af gaan maar dan voel je pas wat ze hebben kunnen betekenen’. Broodfondsbesturen worden getraind om dit soort ‘feedback-momenten’, waarbij solidariteit een gezicht krijgt, vooral mogelijk te maken.
Deel van het geheel
Het geeft ook aan dat leden zich sterk bewust zijn van hun plek in het geheel. Ze willen vertellen hoe het geld hun heeft geholpen in moeilijke tijden. De meeste leden denken twee keer na voordat ze een beroep doen op het collectief, omdat ze die goed kennen. Broodfondsen werken met een buddy-systeem: in koppels staan leden elkaar bij. Een lid van ‘t Leidsch Beleg is loodgieter en ging door zijn rug. Deelnemer Karin vertelt hoe hij zich na korte tijd weer beter meldde. ‘Maar zijn buddy zei: hij is nog helemaal niet beter. Hij vond het gewoon vervelend. Mensen hebben vaak een soort schaamte: ‘dan zit ik jullie geld op te maken’’.
Buddy of niet, de leden weten met wie ze in een broodfonds zitten. Om het geheel verder te smeden, is er een verenigingskas per broodfonds voor sociale activiteiten. ‘t Leidsch Beleg organiseert naast de verplichte ledenvergadering en niet-verplichte borrels ook bezoekjes aan de ondernemingen van de eigen leden, waar de leden zowel elkaar als elkaars werk leren kennen. Zo ontstaat er vertrouwen tussen leden. Het broodfonds laat ook andere effecten zien: er ontstaat, naast het financiële vangnet, een hecht ondernemersnetwerk, waarin leden opdrachten aan elkaar (door)geven, bijspringen bij grote drukte en morele steun bieden in zwaardere tijden.
Vertrouwen in plaats van regels
De opzet van een broodfonds is gericht op het kweken van vertrouwen. Daarom moeten de lijntjes kort zijn: voor alle broodfondsen geldt een maximaal aantal van 50 leden. En mensen moeten elkaar tegenkomen en leren kennen. Naast de maandelijkse inleg op je broodfondsrekening, is het bijwonen van de ALV verplicht en wordt je ook af en toe op de activiteiten verwacht. Laat je veelvuldig je gezicht niet zien, loop je de kans dat je lidmaatschap wordt beëindigd, vertelt oprichter André. ‘Sommige mensen hebben geen zin in die sociale verplichtingen, terwijl juist dat iets heel belangrijks is om als broodfonds te kunnen werken. Dan heb je ook niet allerlei controlerende artsen of arbodiensten nodig om te kijken of iemand arbeidsongeschikt is’.
Het ontbreken van controleurs en managers scheelt een hoop moeite, tijd en geld. Door verbinding en vertrouwen tussen de leden valt de noodzaak tot regulering en controle weg. Zelfs wanneer het gaat om schenkingen aan een groep mensen die je soms pas kort kent. Daarom waken de broodfondsen voor de anonimiteit die je terug ziet bij particuliere of overheidsverzekeringen. Biba vergelijkt de aanpak van broodfondsen met die van particuliere verzekeraars. ‘Als er zieken in de groep zijn dan zorgen wij [de BroodfondsMakers] voor het klaarzetten van de maandelijkse schenkingen. Daar worden mensen over geïnformeerd door het bestuur van het eigen broodfonds. Ze weten ook wie er ziek is. De zieke schrijft meestal zelf een kort verhaal en geeft updates over wat er gebeurd is. Andere leden kunnen een vriendelijk mailtje te sturen of een hart onder de riem. Dat is veel dichterbij dan als je premie betaalt. Je weet niet wat er naar de chique auto’s van de managers gaat bijvoorbeeld. Dat is toch een heel ander verhaal. Hier weet je precies wat er allemaal met het geld gebeurt’.
De bottom line: in een kleine groep mensen die elkaar goed kent heb je niet zoveel regels nodig, maar een beperkt aantal heldere afspraken die iedereen begrijpt. André voegt eraan toe dat regels die door niemand gelezen worden het systeem niet dienen, maar alleen de kleine groep die daar de tijd voor heeft. ‘Je hebt vooral geen boekwerk aan regels nodig. Dat gaat niemand doorlezen en niemand kent dan de regels die ooit bedacht zijn. Die regels zijn er dan voor de freaks, de nerds, maar niet voor het systeem’.
Verrassend goed(koop) werk
Biba en André startten in 2010 de BroodfondsMakers, die alle broodfondsen (die onder de noemer van ‘Broodfonds’ opereren) in Nederland begeleiden. ‘Destijds was iedereen ervan overtuigd dat dit totaal niet zou gaan werken, zonder artsen, zonder controles, zonder een grote organisatie’, zegt André. 14 jaar na de start van het eerste Broodfonds in 2006, en 576 Broodfondsen later, is er nog niet één gestopt of uit elkaar gevallen. Dat je precies weet wat er gebeurt en waar het geld voor wordt gebruikt, is deel van de sleutel voor het succes. Jaarlijks wordt er een financieel overzicht gedeeld met de groep: hoeveel geld kwam er binnen, hoeveel zieken waren er, wat is het saldo. Het persoonlijke saldo kunnen leden ten alle tijden inzien omdat het op een persoonlijke Broodfondsrekening blijft staan: het blijft hun geld.
Een andere sleutel voor het succes is simpelweg de prijs van lidmaatschap: die is relatief laag. Dat heeft vooral te maken met de regel dat op de Broodfondsrekening van een lid maximaal 36 keer de maandelijkse inleg mag staan. Biba: ‘Een keer per jaar kijken we: zit je boven je maximum, dan wordt alles daarboven teruggestort op je privérekening. Daar kan je gewoon weer mee doen wat je wilt’. Als er een periode weinig zieken zijn krijg je een deel van je geld ook weer terug. Soms gebeurt het dat leden, bij verhuizing of een vast contract, het Broodfonds verlaten. Dan ben je niet, zoals bij particuliere of overheidsverzekering, al die jaren inleg in één klap kwijt. ‘Van het geld dat op die Broodfondsrekening staat worden schenkingen aan zieken gedaan’, zegt André. ‘Daar gaat geld vanaf. Maar het is en blijft jouw geld. Dus: stap je uit het Broodfonds, dan kun je daar weer vrij over beschikken’.
Het risico dat hierdoor, bij veel arbeidsongeschiktheid, de kleine Broodfondsen van 50 leden niet genoeg geld in kas hebben, wordt gedekt door solidariteit tussen Broodfondsen onderling. De zogenaamde Broodfonds Alliantie is een samenwerkingsverband van alle Broodfondsen in Nederland. Wanneer de BroodfondsMakers zien dat een Broodfonds steun nodig heeft, stellen zij dit samenwerkingsverband in werking. En zorgen ervoor dat, via de Alliantie, de financieel sterkere Broodfondsen uit de omgeving bijspringen.
– – [ E N G L I S H ] – –
For our research project into the future of Dutch social security and what role commons can play in that future, we interview people who put the ideals from the commons into practice. We share those stories with you. Today: ‘breadfunds’.
Organisation
A ‘breadfund’ is a form of commoning and an alternative to private disability insurance schemes. But unlike these disability insurances, breadfunds are ‘giving circles’ and not insurances. Covering the risks of getting sick is important, but the emphasis lies on mutual trust and solidarity. This is illustrated in the way these breadfunds are organised. Take ‘t Leidsch Beleg from Leiden, for instance. Their 50 members each pay a monthly sum, which then is reserved onto a personal breadfund bank account. So there is not one large account, but rather there are 50 smaller, personal accounts. Each time a participant has to go on sick leave, all these accounts gift this person some money.
A bread fund doesn’t see people as risks. Admission or the monthly deposit therefore does not depend on the individual risk. So even if you have a higher chance of becoming disabled, you can simply become a member for the same price as another person with a smaller chance of becoming ill, says Karin van Dorsselaer, who is active at ‘t Leidsch Beleg. ‘We have a member who has had cancer. There is a risk that it will return and the member will be disabled for two years. But we don’t make any reservations in the sense of: you can go in, but we rule that out. It’s a solidarity club, not insurance’. This is solidarity in practice: risks are approached and covered collectively. So not: your risk of falling ill is your own individual responsibility, but: disability can happen to all of us and in those times we help each other.
Solidarity with face
What makes the approach to bread funds special is that it gives a face to solidarity. It is clear to whom you give or from whom you receive. In principle, general government benefits are also solidarity-based, but do not have a face. When someone becomes incapacitated for work and receives donations from the bread fund, money is transferred from 50 different, personal bank accounts. This has a fiscal advantage, because donations under the amount of 2208 euro (in 2020) can be made tax-free in the Netherlands. But above all, it has a strong psychological, solidarity-building effect. ‘You get 50 deposits of small amounts from all those members’, says Karin. ‘People are moved by that. You see all those donations coming in every month and you realize: that’s your cork to drive up. That’s very beautiful’.
Not only for the recipients of the donations, but also for the members who make the donations. Without being obliged, it happens regularly (at ‘t Leidsch Beleg, but also at many other bread funds) that members who have been ill get up during annual meetings to tell their story. Karin: ‘One of our members, who works in construction, told us that he got a new knee, what that meant for his work and how much peace and quiet it gave to be able to count on the bread fund’.
The founders of the first, original Bread Fund, Biba Schoenmaker and André Jonkers, talk about the impact it has. ‘Members can see that the donations have had a real meaning. Then a lot of members also become emotional. That’s when you realise: it’s only small amounts that are deducted from your account every month, but only then do you feel what impact they have made’. Bread fund boards are trained to make these kinds of ‘feedback moments’, in which solidarity is given a face, especially possible.
Part of the collective
It also indicates that members are strongly aware of their place in the bigger picture. They want to tell how the money has helped them in difficult times. Most members think twice before calling on the collective because they know it well. Bread funds work with a buddy system: in couples, members assist each other. One member of ‘t Leidsch Beleg is a plumber and went through his back. Participant Karin explains how he reported better after a short time. ‘But his buddy said: he’s not better at all. He just found it annoying. People often have a kind of shame: ‘then I’m making you money”.
Buddy or not, the members know who they’re in a bread fund with. To forge the whole thing further, there is an association fund per bread fund for social activities. Besides the compulsory members’ meeting and non-compulsory drinks, ‘t Leidsch Beleg also organises visits to the companies of its own members, where the members get to know each other as well as each other’s work. This creates trust between members. The bread fund also has other effects: in addition to the financial safety net, it creates a close-knit entrepreneurial network in which members (pass on) assignments to each other, help out in times of great hustle and bustle and offer moral support in tougher times.
Trust instead of rules
The creation of a bread fund is aimed at building trust. That is why the lines have to be short: all bread funds have a maximum of 50 members. And people have to meet and get to know each other. In addition to the monthly deposit on your bread fund account, attendance at the ALV is compulsory and you are also expected to attend the activities from time to time. If you often don’t show your face, you run the risk of your membership being terminated, says founder André. ‘Some people don’t feel like those social obligations, while that’s something very important to be able to work as a bread fund. Then you don’t need all sorts of controlling doctors or health and safety services to check whether someone is incapacitated for work’.
The absence of controllers and managers saves a lot of effort, time and money. Through connection and trust between the members, the need for regulation and control disappears. Even when it comes to donations to a group of people you sometimes only know for a short time. That’s why the bread funds guard against the anonymity you see in private or government insurance.
Biba compares the approach of bread funds with that of private insurers. ‘If there are sick people in the group, we [de BroodfondsMakers] take care of preparing the monthly donations. People are informed about this by the board of their own bread fund. They also know who is sick. The sick person usually writes a short story and gives updates about what happened. Other members can send a friendly email or give them a heart-to-heart. That’s much closer than if you pay a premium. You don’t know what goes to the managers’ fancy cars, for example. That’s a completely different story. Here you know exactly what happens to the money’.
The bottom line: in a small group of people who know each other well, you don’t need so many rules, but a limited number of clear agreements that everyone understands. André adds that rules that are not read by anyone don’t serve the system, but only the small group that has the time to do so. ‘Above all, you don’t need a book of rules. Nobody is going to read that, and nobody knows the rules that have ever been devised. Those rules are there for the freaks, the nerds, but not for the system’.
Surprisingly good work
In 2010, Biba and André started the BroodfondsMakers, which assists all bread funds (operating under the name of ‘Broodfonds’) in the Netherlands. ‘At the time, everyone was convinced that this wouldn’t work at all, without doctors, without checks, without a large organisation’, says André. 14 years after the start of the first Bread Fund in 2006, and 576 Bread Funds later, not one has stopped or fallen apart. Knowing exactly what is happening and what the money is being used for is part of the key to success. Annually, a financial overview is shared with the group: how much money came in, how many sick people were there, what is the balance. Members can see the personal balance at all times because it remains in a personal Bread Fund account: it remains their money.
Another key to success is simply the price of membership: it is relatively low. This is mainly due to the rule that a member’s Bread Fund account may hold a maximum of 36 times the monthly deposit. Biba: ‘Once a year we check: if you are above your maximum, everything above that will be refunded to your private account. You can do whatever you want with it’. If there are few sick people for a period of time, part of your money will also be returned to you. Sometimes it happens that members leave the Bread Fund when they move house or have a permanent contract. In that case, you don’t lose all those years of contributions in one fell swoop, as is the case with private or public insurance. ‘From the money in the Bread Fund account, donations are made to the sick’, André says. ‘Money goes from that. But it is and remains your money. So: if you step out of the Bread Fund, you can freely dispose of it again’.
The risk that the small Bread funds of 50 members will not have enough money in their coffers in case of disability is covered by solidarity between the Bread funds themselves. The so-called Broodfonds Alliantie (Bread Fund Alliance) is an alliance of all Bread funds in the Netherlands. When the BroodfondsMakers see that a Bread Fund needs support, they activate this partnership. And ensure that, through the Alliantie, the financially stronger Bread funds from the surrounding area contribute.