– – – S C R O L L D O W N F O R E N G L I S H – – –
We zijn blij aan te kondigen dat Sandra Bos, urban commons onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), betuurslid is geworden van Commons Network. Vandaag gingen we bij haar op bezoek, en praatten we over haar ‘commons-moment’, oud en nieuw werk, en wat we samen willen bereiken.
Hoi Sandra! We vinden het fantastisch dat je bestuurslid wordt van Commons Network. Je bent nu senior onderzoeker op de HvA. Waar begon de reis voor jou?
Bij mijn promotieonderzoek voor REAAL Verzekeringen. Die wilde een onderzoek naar de geschiedenis van de sociale zekerheid in Nederland. Ik zat toen bij het Instituut voor Sociale Geschiedenis en die kreeg die opdracht. Ik stuitte toen op de ambachtsgilden in Nederland, dat waren de eerste groepen die onderlinge hulp gingen institutionaliseren en formaliseren met officiële regels. Als je niet meer kon werken, viel je bestaanszekerheid weg. En dan was je dus aangewezen op de kerk of op je eigen gilde. Ik heb toen het proces onderzocht waarbij in de 16de eeuw de onderlinge hulp en bestaanszekerheid door de gilden werd geformaliseerd. Het waren eigenlijk een soort commons avant la lettre.
Je bent een inspirerende commonsdenker, wanneer kwam jij in contact het commons-gedachtegoed?
Ik heb na mijn promotieonderzoek de wetenschap vaarwel gezegd. Ik zat als historicus alleen maar in de archieven en ik wilde me meer maatschappelijk inzetten. Uiteindelijk ben ik trainee geworden bij het voormalige minsterie voor VROM, later raakte ik daar betrokken bij de ‘wijkaanpak’ van minister Ella Vogelaar, waar veel elementen van het commonsdenken in zaten, maar ik kon er toen nog geen soep van koken. Op een gegeven moment hoorde ik Christian Iaione en Sheila Foster spreken in Pakhuis de Zwijger en toen dacht ik: dit herken ik! Het promotieonderzoek, de Vogelaarwijken, nieuwe vormen van governance – ik zat toen inmiddels op de afdeling bestuurskunde van de HvA – de cirkel was voor mij rond. En ik kreeg op de hogeschool de ruimte om daar meer mee te doen.
Welke dingen herkende je toen je Iaione en Foster hoorde spreken?
Ik denk vooral het op gelijk niveau samenwerken. Er zitten vaak bepaalde machtsverhoudingen in samenwerking, maar in dat commonsdenken, als je die governance goed en zorgvuldig organiseert, dan zet je mensen op gelijk niveau. Toen dacht ik: daar zit echt de crux. En het is meteen het ingewikkelde. Als je het over commons hebt, zegt iedereen wel hardop ‘ja’, maar als je het wilt gaan toepassen, en mensen een stapje terug moeten doen qua invloed, macht, inkomsten, dan gaat het pijn doen. Wat ik dacht en hoopte te zien was dat dit een manier was om op gelijk niveau samenwerkingsverbanden op te zetten rondom urgente maatschappelijke vraagstukken.
Welke projecten doe je nu op commons-gebied?
Ik was betrokken bij het project op het Plein 40-45 in Amsterdam Nieuw-West, samen met HvA-onderzoeker Joachim Meerkerk, waar we een proces van co-creatie begeleiden en onderzoeken hoe de gebruikers van het plein de ruimte samen kunnen vormgeven.
Verder ben ik sinds een paar jaar ben ik bezig om met een consortium van Europese hogescholen een gezamenlijk programma op te zetten rond urban commons. Frankfurt, Helsinki, Gent en Amsterdam doen mee, en we zijn nog bezig met Lissabon en Ostrava (Slovenië). Daar kennen ze het gedachtegoed eigenlijk niet, maar ze zijn heel geïnteresseerd. Het hele consortium heet U!REKA. Daarbinnen heb ik een programma opgezet rondom de urban commons waarbij we onder andere webinars maken voor in de studiebanken van die hogescholen. Het leuke was dat ze overal in de stad wel voorbeelden zagen van wat urban commons was of kon zijn. Het interessante is dat we vergelijkingen kunnen gaan maken tussen verschillende Europese steden. Én tussen commonspraktijken in verschillende sectoren, want in elke stad ligt de focus ergens anders.
Daarnaast leid ik een experiment op het gebied van de bijstand. Met de HvA en de gemeente Amsterdam volgen we 750 bijstandsgerechtigden, die verschillende mate van ondersteuning ontvangen vanuit de gemeente. We kijken naar de effecten op op hun welzijn en participatie in de samenleving.
Waarom hebben we de commons nodig?
Omdat het een duurzame manier is om de wereld beter te maken. Het is duurzaam omdat het inclusief is en weinig of geen geweld doet aan mens en planeet. Ik denk dat het mensen op een hele positieve manier kan aanzetten tot samenwerken. En dan is er natuurlijk ook nog het andere, bestaande systeem dat uitgeput is en niet meer werkt, maar dat kan nog best vijftig jaar doorsudderen: de grote banken en de Shells van deze wereld gaan gewoon door. Een commonsorganisatie legt een goede bodem onder een samenleving. Een bodem waar mensen zich toe kunnen verhouden. Waar je niet bedreigd wordt. Het is een duurzaam, inclusief concept.
Er wordt flink nagedacht en geëxperimenteerd met nieuwe vormen van democratie, economie en burgerschap. Toch is een commons-revolutie, bijvoorbeeld in de stad Amsterdam, nog ver weg. Waardoor komt dat volgens jou?
Je hoeft het niet allemaal commons te noemen, maar er is best wel wat gaande qua denken. Toch blijven het speldenknoppen. Het gaat nog niet over de transformatie van het hele water- of energiesysteem. Het zijn veelal nog kleine initiatieven, geïnitieerd door mensen zoals jij en ik. We hebben grote projecten nodig of steden die het voortouw nemen. Het zit nu nog in de hoofden van een te kleine elitaire groep en de rest vindt het ingewikkeld: what’s in it for them? Zij moeten de meerwaarde van de commons gaan ervaren.
We hebben ook betere commons-ambassadeurs nodig. Nu zitten die nog grotendeels in de wetenschappelijke wereld. Misschien moeten we een landelijke politicus, EU-commissaris of CEO hebben die dit van de daken gaat schreeuwen.
We zijn heel blij dat je een tijdje geleden ‘ja’ antwoordde op de vraag of je bestuurslid van Commons Network wilde worden. Waarom heb je ja gezegd?
De eerste reden is dat Commons Network een sympathieke club is, die ergens voor staat waar ik ook voor sta. Waar wil je het liefste je vrije tijd aan besteden? Aan zo’n club! Jullie zullen je soms een roeper in de woestijn voelen, en dat voel ik soms ook, dus als je kan verbinden met een club die dat ook heeft, wordt je samen sterker. Ik werkte eerder met jullie samen en las jullie publicaties. Als je dan wordt gevraagd: wil je je hiervoor inzetten?, dan is het antwoord snel gevonden. Ik denk dat ik vanuit mijn positie bij de Hogeschool van Amsterfdam jullie kan ondersteunen en dat jullie mij ook verder kunnen voeden in het gedachtegoed. Dus dat is de reden: de wederzijdse behoefte om elkaar te steunen in het verwoorden en uitdragen van het commons-concept.
Wat zou je willen bereiken met Commons Network de komende tijd?
Ik heb een paar jaar geleden een groot urban commons-congres georganiseerd en toen heeft wethouder Groot-Wassink gezegd: ‘Laten we van Amsterdam een commons-stad maken’. Toen was ik een beetje naïef , maar ik dacht: ‘nu hebben we wel een hele grote stap gezet’. Er is wel iets gedaan, maar ook weer niet. De gouden bergen die ik voor me zag zijn er nog niet. Er zijn volgend jaar verkiezingen, dus daar moeten we denk ik iets mee doen. Als het Commons Transitieplan waar Commons Network nu aan werkt er ligt, en Groot-Wassink dat overneemt, dan wil ik daar op lokaal niveau graag aan werken.
Ik denk dat het goed zou zijn om bij een aantal grote organisaties, zoals banken, de Sociale Verzekeringsbank waar jullie al mee werken, gemeenten, een zaadje te planten en daar bijeenkomsten te houden. Kijk, heel veel mensen kennen het concept gewoon nog niet. En als je het kent, moet je er ook nog toe gaan verhouden, dat is weer wat anders en best ingewikkeld.
Én ik denk, en dat doen jullie natuurlijk ook al, dat er op Europees niveau flink aan moet worden getrokken om het idee van de commons te verspreiden. Dat doe ik op mijn manier met het U!REKA-project, wat misschien verbonden kan worden met het werk van Commons Network.
– – – E N G L I S H – – –
We are happy to announce that Sandra Bos, urban commons scholar at the University for Applied Sciences in Amsterdam (HvA), has joined the board. Today, we visited Sandra at her home in East Amsterdam, where we talked about her ‘commons moment’, old and new work, and about what we can achieve together.
Hi Sandra! We think it’s great that you’re becoming a board member of Commons Network. You’re now a senior investigator at the HvA. Where did the trip start for you?
During my PhD research for REAAL Insurance. They wanted an investigation into the history of social security in the Netherlands. At the time, I was at the Institute of Social History, and was given that assignment. I ended up studying the craft guilds in the Netherlands, which were the first groups to institutionalise and formalise mutual aid with official rules. If you couldn’t work anymore, your livelihood would disappear. And then you had to rely on the church or your own guild. I investigated the 16th century process in which the guilds formalized mutual aid and security of existence. They were actually commons.
You are an inspiring common thinker, when did you come into contact with the commons?
I said goodbye to science after my PhD. As a historian, I was only in the archives and I wanted to get involved in society as well. Eventually I became a trainee at the former Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) ministry, where I later became involved in the ‘wijkaanpak’ or ‘neighborhood approach’ of Minister Ella Vogelaar, which contained many elements of commons thinking. But at the time I couldn’t connect the dots. At one point I heard Christian Iaione and Sheila Foster speaking in Pakhuis de Zwijger and then I thought: I recognize this! The doctoral research, the Vogelaarwijken, new forms of governance – I was now in the administrative department of the HvA – had come full circle for me. And I was given the space at the University of Applied Sciences to do more with it.
What things did you recognise when you heard Iaione and Foster speak?
I think it’s mostly about working together at the same level. There are often certain power relations in cooperation, but in that common thinking, if you do that governance well, you put people on an equal level. Then I thought: that’s where the crux really lies. But it’s also the complicated part. When you talk about commons, everyone says ‘yes’ out loud, but if you want to apply it, and people have to take a step back in terms of influence, power and income, it’s going to hurt. What I thought and hoped to see was that this was a way to start collaborations on an equal level.
Which projects do you do now in the field of commons?
I am involved in the project in Plein 40-45 in Amsterdam Nieuw-West, together with Joachim Meerkerk, where we supervise and research a process in which the users of the square design the square together.
I’ve also been working for a few years now in a consortium of European Universities of Applied Sciences to set up a joint programme around urban commons. Frankfurt, Helsinki, Ghent and Amsterdam are participating, and we are still working on Portugal and Slovenia. They’re not really familiar with the ideas there, but they’re very interested. The entire consortium is called U!REKA. Within it I’ve set up a programme around the urban commons in which we’re making webinars for the study benches of all those universities of applied sciences, among other things. The nice thing was that all over the city they saw examples of what urban commons was or could be. The interesting thing about this is that we can make comparisons between different European cities. And between common practices in different sectors, because in every city the focus is somewhere else.
Finally, I am leading an experiment in the field of social security assistance, ‘bijstand’ in Dutch. With the HvA and the City of Amsterdam, we are tracking 750 people entitled to social assistance, offering them different levels of support and looking at the effects on their behaviour, activity and participation in society.
Why do we need the commons?
Because it is a sustainable way to make the world a better place. It is sustainable because it is inclusive and does little or no harm to people and the planet. I think it can encourage people to work together in a very positive way. And then, of course, there is the other system that is exhausted and no longer works, but that can also continue for another fifty years: the big banks and the Shells of this world will continue. A commons organisation lays a good foundation under a society. A soil to which people can relate. Where you are not threatened. It is a sustainable, inclusive concept.
There is a lot of thinking and experimentation with new forms of democracy, economy and citizenship. Yet a commons-revolution, for example in the city of Amsterdam, is still very far away. Why do you think that is?
You don’t have to call it all commons, but there is quite a bit of thinking going on. But they’re still pinheads. It’s not about transforming the entire water or energy system, it’s about small initiatives, initiated by people like you and me. We need big projects or cities that take the lead. It’s still in the heads of an elitist group that’s too small and the rest finds it complicated: what’s in it for them, they don’t really need such a commons.
We need better ambassadors, now the ambassadors are all in the scientific world. Maybe we should have a prime minister, a minister, a CEO, who will scream this from the rooftops.
We are very happy that a while ago you answered ‘yes’ to the question if you wanted to become a board member of Commons Network. Why did you say yes?
The first reason is that Commons Network is a sympathetic club that stands for something that I also stand for. What would you like to spend your free time on? To a club like that! You will sometimes feel like a caller in the desert, and sometimes I feel that too, so if you can connect with a club that has that, you will become a little stronger together. I was connected with you before, and I often looked at your publications. If you’re asked: do you want to commit yourself to this, then that’s just mutual fun. I think that from my position at the University of Applied Sciences I can help you and that you can also feed me further in the thinking. So that: the mutual need to support each other in expressing and propagating the commons concept.
What would you like to achieve with Commons Network in the coming period?
I organised that big urban commons congress a couple of years ago and then Alderman Groot-Wassink said: ‘Let’s make a commons city’. At that time I was still a bit naive, but I thought: ‘now we’ve taken a very big step’. Some things has been done, but not quite a lot. The golden mountains I saw before me are not there yet. There are elections next year, so I think we have to do something with that. If the Commons Transition Plan that Commons Network is currently working on is in place, and Groot-Wassink can take that under his arm as a kind of rich common archive, I would like to work on that at the local level.
I think it would be good to have a number of large organisations, such as banks, the Social Insurance Bank (SVB) with which you are already working, municipalities, and to plant the seed there and organize meetings. Look, a lot of people just don’t know the concept yet. And if you know it, you also have to relate to it, which is a again quite different and complicated.
And I think that, and of course you already do that, on a European level, it needs to be pulled out and the idea needs to be spread. I’m doing that in my own way with the EUREKA project, which could perhaps be connected to other work of Commons Network.