– – [ S C R O L L D O W N F O R E N G L I S H ] – –
Voor ons onderzoek naar de toekomst van de Nederlandse bestaanszekerheid en welke rol de commons daarin kunnen spelen, spreken we met mensen die de idealen van het commons-gedachtengoed in de praktijk brengen. Die verhalen delen we ook met jullie. Vandaag: Herenboeren.
20 hectare voor 500 monden
Wat nou als iedereen in Nederland zelf boer zou zijn, en zelf eigenaar van zijn eigen voedsel? Dat is de vraag waarmee het bij de Herenboeren begon. Inmiddels zijn er 7 actieve Herenboerderijen en nog eens 20 lopende initiatieven door heel Nederland. Herenboeren biedt een coöperatief en duurzaam model voor voedselproductie, als alternatief voor de reguliere voedselketen. Een Herenboerderij produceert voedsel voor ongeveer 200 aangesloten huishoudens, goed voor 500 ‘monden’. De huishoudens zijn lid van de coöperatie en daarmee gedeeld eigenaar van een kleinschalig (20 hectare) gemengd boerenbedrijf.
Om mee te doen leggen alle 200 huishoudens 2000 euro in, vertelt bestuurslid Douwe Korting van Herenboerderij Wilhelminapark Boxtel. Douwe is ook adviseur van Herenboeren Nederland. ‘Die 4 ton wordt gebruikt om het bedrijf in te richten. Denk dan aan hekken, hokken, rasters, beregening, fruitbomen, de eerste kippen, de eerste varkens, de eerste koeien, irrigatie, eigenlijk alles wat je eenmalig doet’. Met deze investering verbinden de leden, of Herenboeren, zich voor minimaal 3 jaar aan de coöperatie. Samen beloven ze de exploitatiekosten van de boerderij te delen. In de praktijk komt dat neer op ongeveer 10 euro per week per ‘mond’ voor groente, fruit, eitjes en eventueel vlees rechtstreeks van de boerderij.
Hollandse pot
Het is belangrijk dat de ledenpopulatie groot genoeg blijft. Hoe meer Herenboeren, hoe lager de wekelijkse bijdrage. ‘De uitdaging is dat wij voldoende mensen en huishoudens aan de Herenboerderij verbinden’, aldus Douwe. ‘Je hebt natuurlijk 200 huishoudens nodig voor de eenmalige investering, maar je hebt vooral 500 monden nodig om het bedrijf samen te dragen’.
Een eigenschap van het Herenboeren is dat het een beetje moeite kost. ‘Groente wekken of invriezen, je eigen producten drie keer wassen, een beetje zand tussen je boerenkool als je het naar huis brengt’, zegt Douwe. Voor sommige mensen is dat een drempel, die vinden het lastig om bijvoorbeeld de familie te overtuigen van de voordelen. Ook bestaat het menu voornamelijk uit Hollandse pot en je eet met de seizoenen mee. Douwe: ‘In de winter krijg je nou eenmaal spitskool en geen courgettes uit Senegal of boontjes uit Marokko’.
Collectieve verantwoordelijkheid maakt actief
Het woord Herenboer verwijst oorspronkelijk naar boeren of agrarische ondernemers uit de negentiende eeuw die rijk genoeg waren om een boer in dienst te nemen en zo het land niet zelf hoefden te bewerken. Dit principe bestaat ook bij de huidige Herenboeren, vertelt Lucas van Zuijlen, kartrekker van Herenboerderij De Vlinderstrik in Rotterdam en bestuurslid van Herenboeren Rotterdam. ‘De naam is ook wel symbolisch voor de manier waarop we nu functioneren. In principe moet je niks, je bent lui, en je kan de boer voor je laten werken’. In de praktijk zijn er toch veel actieve Herenboeren te zien, die onder begeleiding van de boer vrijwilligerswerk doen en zo kosten besparen. Want het coöperatieve model stimuleert meedenken en eigen initiatief.
De leden bepalen samen met de boer het teeltplan: welke gewassen worden er geplant en welke niet. De soort landbouwgrond en het DNA van de groep Herenboeren verschilt per gebied. Zo ontstaan bij verschillende Herenboerderijen verschillende teeltplannen. ‘Bij ons wilden bijvoorbeeld heel veel mensen notenbomen, dus die staan nu in het teeltplan’, zegt Lucas. De meeste belangrijke beslissingen over de voedselproductie, zoals de aanschaf van een kas in Boxtel of de keuze voor duurdere, vorstbestendige bomen in Rotterdam, worden gezamenlijk genomen. Voorstellen en ideeën komen uit de werkgroepen en worden voorgelegd aan de ALV. Het interessante is dat daar vaak geen stemming aan te pas komt, maar dat door een gezamenlijk doel de leden het snel eens worden. In Rotterdam, bijvoorbeeld, stelden de kandidaten voor het bestuur zich voor en er was nauwelijks discussie. Lucas: ‘Die krijgen applaus uit de zaal. We gaan dit met z’n allen doen. Iedereen is enorm blij dat dit er is, dat we hier tijd in hebben gestoken’.
Veel leden zijn naast hun ‘formele’ betrokkenheid bij de coöperatie ook actief op en om de boerderij. Douwe vertelt dat sommige leden er bijna dagelijks zijn. ‘Dat zijn mensen die geen werk hebben, thuis zitten of anderszins’. De Herenboerderij biedt een plek om actief te zijn en bij aan te sluiten. ‘Dan heb je ook mensen die af en toe meehelpen, met de aardappeloogst, of met bomen planten, of een keer schoonmaken, of door af en toe een rondleiding te geven. Je ziet allerlei manieren waarop mensen meer of minder betrokken zijn. Soms is het met het zand tussen de nagels, soms op een andere manier’. Het is niet verplicht om een initiatief te starten of aan te sluiten bij een werkgroep, wel om een informatiesessie bij te wonen met uitleg over deelname, de organisatie en de werkgroepen. Sommige mensen haken dan aan, andere niet. Op deze manier wordt er op een organische manier gewerkt met de kennis en energie in de groep.
Geordend maar niet gecontroleerd
Op de Herenboerderij in Boxtel gebeurt er zo van alles: regelmatige picknicks en barbecues, rondleidingen, workshops worst draaien en vogelhuisjes bouwen, en is er het initiatief Herenkeuken, waar recepten met producten van de boerderij gedeeld worden. Douwe: ‘Ik vind het alleen maar prachtig. In rol als bestuurder hier in Boxtel zie ik niet eens meer wat er allemaal gebeurt, en dat is natuurlijk perfect. Dat mijn rol overbodig wordt’. Dit is een illustratie van een organisatie die geordend is zonder gecontroleerd te worden, een kenmerk van een succesvolle commons. Lucas verwoordt het zo: ‘Het is een beetje liberaal. Het bestuur kan dingen op de agenda zetten. Wat nodig is aan verandering vullen leden met ideeën en acties verder aan’.
Je mag lui zijn, maar je inzet wordt gewaardeerd. Op dezelfde ‘liberale’ manier worden mensen niet gedwongen tot bijvoorbeeld sociale of duurzame keuzes. Toch heeft de Herenboerderij een emanciperende werking doordat mensen in contact staan met elkaar, hun eten en de grond waar het groeit, legt Lucas uit. ‘Ik weet dat mensen die al jaren vegetariër zijn, kippen zien lopen en zeggen: nou, een keer per week eet ik ook een stukje kip. En aan de andere kant zijn er mensen die veel vlees eten, die merken dat koeien de helft van dat hele terrein innemen. Die gaan ineens snappen wat hun [ecologische] voetafdruk is. Dus die gaan misschien wel minder vlees eten. Het concept maakt dingen op persoonlijk niveau bespreekbaar’.
Van voedsel naar verbinding
Een belangrijk effect van het coöperatieve model is ‘sociale winst’ door verbinding. De leden zijn samen verantwoordelijk voor hun voedsel en de Herenboerderij, met geld of met energie (of met beide) en raken zo bij de coöperatie en bij elkaar betrokken. Douwe wijdt de betrokkenheid aan het feit dat voedsel ‘zo’n primair ding’ is, dat een centrale plek in het leven inneemt. Maar ook de fysieke plek waar je een keer per week heen gaat om je eten op te halen, is belangrijk. ‘Mensen kiezen er in Boxtel voor om met alle plezier naar de Boerderij te gaan, de dieren te zien, de boerderij te zien, om elkaar te spreken, om de boer te spreken’. Het contact houdt niet op bij de boerderij. De Herenboeren, het bestuur en de boer delen ook digitaal updates met elkaar, vertelt Lucas. ‘Er is nu een app waarin [leden] filmpjes plaatsen waarin ze vertellen: ik ben langs de boerderij gefietst en ik heb dit en dat gezien. En de boer plaatst bijna dagelijks filmpjes waarin hij vertelt: ‘ik ben nu de uien aan het zaaien’.
Een ander effect gaat over fysieke gezondheid. Het menu van een Herenboer bestaat uit verse en ‘beter-dan-bio’ producten: aardappelen, uien, kool, pompoenen, spruitjes, sla, wortels, appels, eieren en varkensvlees, rechtstreeks van het land. Tien euro per week per ‘mond’ is goedkoop, en mogelijk omdat de productieketen is teruggebracht naar boer en consument. Lucas vat de neveneffecten van de Herenboeren samen: ‘We eten voor een tientje per week, dat is goedkoper dan bij de Lidl, en gezonder. Dat bespaar je misschien later op de ziektekosten van die mensen. En leden bouwen een sociaal netwerk op, en komen zo misschien iemand tegen die ze kan helpen met een bedrijf opzetten’.
Regels en principes
De samenstelling van de Herenboeren is divers, vindt Douwe. ‘Je hebt eigenlijk de hele wereld binnen je coöperatie. Je hebt juristen, advocaten, verpleegkundigen, juffen, vrachtwagenchauffeurs, ICT’ers, communicatiemensen, journalisten, noem maar op’. Maar op cultureel en sociaaleconomisch vlak is er minder diversiteit: de meerderheid is wit en verdient modaal tot bovenmodaal, zowel in Boxtel als Rotterdam. De wekelijkse bijdrage is betaalbaar, maar de drempel is voor veel mensen de 2.000 euro startinvestering. Over de vraag om de Herenboeren inclusiever te maken, wordt nu nagedacht. Volgens Lucas ligt de sleutel in het verbinden van mensen die elkaar kunnen helpen. ‘Ik ga me er hard voor maken om te zorgen dat mensen die wat meer hebben en mensen die wat minder hebben, met elkaar in contact komen, en het onderling kunnen regelen’.
Dit is illustratief voor de Herenboerderij: oplossingen worden liever gezocht in de groep dan in het maken van extra regels of afspraken. Bijvoorbeeld wanneer mensen niet alles nodig hebben wat de boerderij produceert, zegt Lucas. ‘Er zijn mensen die zeggen: ‘ik wil alleen vlees, ik wil geen groente’. Ja, maar moeten wij daar dan regels voor maken als bestuur om dat mogelijk te maken? Ik zou het mooier vinden als zo iemand met een vegetariër afspreekt: nou, we worden samen lid, neem jij iedere week de groente mee en ik het vlees’. Herenboeren worden collectief verantwoordelijk gemaakt voor nieuwe uitdagingen en oplossingen. Op die manier zijn er geen regels, geen controleurs of managers nodig, maar is er wel verbinding tussen de Herenboeren.
Eén regel die de Herenboeren wel streng handhaven is een verbod op markttransacties. Producten van de boerderij mogen niet op de markt worden verkocht omdat dat zorgt voor financiële prikkels. Lucas: ‘Stel je voor dat de boer denkt: weet je wat, ik ga stiekem in een hoekje asperges planten, die kan ik mooi voor een tientje per kilo verkopen’. En voor je het weet vervalt hij en de boerderij in het oude systeem van geld verdienen aan voedsel’. De regel neemt vooral een hoop druk van de schouders van de boer. Hij of zij hoeft zich geen zorgen te maken over concurrenten, schaalvergroting, technologische innovatie, en de financiën van het bedrijf. De boer kan zich concentreren op een zo duurzaam mogelijke productie van voedsel voor de 200 aangesloten huishoudens.
Invloed van buitenaf
Herenboerderijen moeten natuurlijk wel voldoen aan overheidsregels, zoals gezondheidsprotocollen en regels met betrekking tot dierenwelzijn. Veel beperken de Herenboerderij omdat het niet aansluit bij het model van een gemengd boerenbedrijf, waar functies als veeteelt, landbouw en fruitteelt gemixt worden. In Nederland zijn er voornamelijk boerenbedrijven die óf varkens óf aardappels produceren. En daar richt de regelgeving zich dan ook op. Douwe geeft een voorbeeld: ‘We hadden een kudde runderen lopen. Normaliter als er een kalfje wordt geboren, moet je binnen drie dagen zo’n geel oormerk door het oor jassen. Maar als je dat doet in een kudde waar een stier loopt en een stuk of twintig koeien, dan is dat voor de boer niet veilig’.
Spanning tussen het Herenboeren-model en bestaande regelgeving heeft in Boxtel geleid tot een zogenaamde ‘Green Deal’, in samenwerking met de lokale overheden. De deal biedt de Herenboerderij de vrijheid om buiten de wettelijke lijntjes te kleuren. Om zo de regels die in de weg zitten, te identificeren. Het gaat hier nadrukkelijk niet alleen om de Herenboeren, maar om alle boeren die het anders willen doen. Omdat veel boeren die op de markt moeten concurreren, worden gedwongen tot vergaande schaalvergroting of hoogtechnologische landbouw. Dat zorgt niet alleen voor een druk op de boeren, maar ook op het land en de biodiversiteit. De grenzen van het huidige landbouwsysteem zijn bereikt. En daarom bouwen de Herenboeren aan een alternatief.
– – [ E N G L I S H ] – –
For our research project into the future of Dutch social security and what role commons can play in that future, we interview people who put the ideals from the commons into practice. We share those stories with you. Today: Herenboeren.
20 hectares for 500 mouths
What if everyone in the Netherlands was a farmer himself, and owned his own food? That’s the question that started the ‘Herenboeren’, a cooperative farming initiative whose name is a reference to the ‘yeomen farmers’ of the 15th, 16th and 17th century. There are now 7 active Heren-farms and another 20 ongoing initiatives throughout the Netherlands. Herenboeren offers a cooperative and sustainable model for food production, as an alternative to the regular food chain. A Heren-farm produces food for about 200 connected households, good for 500 ‘mouths’. The households are members of the cooperative and therefore share ownership of a small-scale (20 hectares) mixed farm.
In order to participate, all 200 households have to contribute 2.000 euros, says board member Douwe Korting of Heren-farm Wilhelminapark Boxtel. Douwe is also an advisor to Herenboeren Nederland, the overarching national organisation. ‘That money will be used to set up the farm. Think of fences, pens, grids, irrigation, fruit trees, the first chickens, the first pigs, the first cows, irrigation, basically everything you do once’. With this investment the members, or farmers, commit themselves to the cooperative for at least 3 years. Together they promise to share the running costs of the farm. In practice that means about 10 euros per week per ‘mouth’ for vegetables, fruit, eggs and possibly meat directly from the farm.
Dutch cuisine
It is important that the member population remains large enough. The more farmers, the lower the weekly contribution. ‘The challenge is that we connect enough people and households to the Heren-farm’, says Douwe. ‘Of course you need 200 households for the one-off investment, but above all you need 500 mouths to carry the business together’.
A characteristic of the Herenboeren is that it takes a quite some effort. ‘Home canning or freezing vegetables, washing your own products three times, a little sand between your kale when you bring it home,’ says Douwe. ‘For some people that’s a threshold, they find it difficult to convince the family of the benefits, for example’. The menu also consists mainly of Dutch ‘cuisine’ and you eat along with the seasons. Douwe: ‘In winter you get cabbage and no zucchini from Senegal or beans from Morocco’.
Collective responsibility as motivation
The word ‘Herenboer’ originally refers to Dutch farmers or agricultural entrepreneurs from the nineteenth century who were rich enough to employ a farmer and thus did not have to work the land themselves, comparable to the English yeomen farmers of the 16th century. This principle also exists with today’s Herenboeren, says Lucas van Zuijlen, team leader of Herenboerderij De Vlinderstrik in Rotterdam and board member of Herenboeren Rotterdam. ‘The name is also symbolic for the way we function now. In principle you don’t have to do anything, you’re lazy, and you can let the farmer work for you’. In practice, however, there are a lot of active ‘Herenboeren’ who do voluntary work under the supervision of the farmer, thus saving costs. Because the cooperative model stimulates thinking and initiative.
Together with the farmer, the members determine the cultivation plan: which crops are planted and which are not. The type of farmland and the DNA of the group of farmers differs per area. This results in different cultivation plans at different Herenboerderijen. ‘For example, a lot of us wanted nut trees, so they are now included in the cultivation plan,’ says Lucas. Most important decisions about food production, such as buying a greenhouse in Boxtel or opting for more expensive, frost-resistant trees in Rotterdam, are made jointly. Proposals and ideas come from the working groups and are submitted to the ALV. The interesting thing is that there is often no vote involved, but that because of a common goal the members quickly agree. In Rotterdam, for example, the candidates for the board introduced themselves and there was hardly any discussion. Lucas: ‘They get applause from the audience. We are all going to do this together. Everyone is extremely happy that this is here, that we have put time into this’.
In addition to their ‘formal’ involvement in the cooperative, many members are also active on and around the farm. Douwe tells us that some members are there almost every day. ‘They are people who don’t have a job, sit at home or otherwise’. De Herenboerderij offers a place to be active and to join. ‘Then you also have people who help out every now and then, with the potato harvest, or planting trees, or cleaning once in a while, or by giving a guided tour every now and then. You see all kinds of ways in which people are more or less involved. Sometimes it’s with the sand between their nails, sometimes in a different way’. It is not compulsory to start an initiative or to join a working group, but it is compulsory to attend an information session with explanations about participation, the organisation and the working groups. Some people join, others do not. In this way they work in an organic way with the knowledge and energy in the group.
Ordered but not checked
At the Heren-farm in Boxtel there is a lot going on: regular picnics and barbecues, guided tours, sausage making workshops and building birdhouses, and there is the ‘Heren-kitchen’ initiative, where recipes are shared with products from the farm. Douwe: ‘I just love it. In my role as director here in Boxtel, I don’t even keep track of all that’s happening anymore, and of course that’s perfect. That my role is becoming redundant’. This is an illustration of an organisation that is ordered without being controlled, a characteristic of a successful commons. Lucas puts it this way: ‘It’s a bit liberalist. The board can put things on the agenda. Member add to that ideas and actions that are needed’.
You may be lazy, but your commitment is appreciated. In the same ‘liberalist’ way, people are not forced to make social or sustainable choices, for example. Yet the Heren-farm has an emancipating effect because people are in contact with each other, their food and the land where it grows, Lucas explains. ‘I know that people who have been vegetarians for years see chickens walking and say: well, once a week I also eat a piece of chicken. And on the other hand, there are people who eat a lot of meat, who notice that cows take up half of that land. They suddenly start to understand their [ecological] footprint. So they might eat less meat. The concept makes things understandable on a personal level’.
From food to connection
An important effect of the cooperative model is ‘social profit’ through connection. The members are jointly responsible for their food and the farm, either with money or with energy (or both) and thus become involved in the cooperative and with each other. Douwe explains this engagement by pointing to the fact that food is ‘such a primary thing’ that occupies a central place in life. But the physical place where you go once a week to pick up your food is also important. ‘In Boxtel, people choose to go to the farm, to see the animals, to see the farm, to talk to each other, to talk to the farmer’. Contact does not stop at the farm. The Herenboeren, the board and the farmer also share digital updates with each other, says Lucas. There is now an app in which [members] post videos in which they tell: I have cycled past the farm and I have seen this and that. And the farmer posts videos almost every day in which he says: ‘I’m sowing the onions now’.
Another effect is about physical health. A farmer’s menu consists of fresh and ‘better-than-bio’ products: potatoes, onions, cabbage, pumpkins, Brussels sprouts, lettuce, carrots, apples, eggs and pork, straight from the land. Ten euros a week per ‘mouth’ is cheap, and possible because the production chain has been brought back to farmer and consumer. Lucas sums up the side effects of the ‘Herenboeren’: ‘We eat for a tenner a week, that’s cheaper than at the Lidl, and healthier. That might mean lower health costs later on. And members build up a social network, and maybe meet someone who can help them set up a business’.
Rules and principles
In Douwe’s opinion, the composition of the farmers is diverse. ‘You actually have the whole world within your cooperative. You have lawyers, nurses, teachers, lorry drivers, ICT people, communication people, journalists, you name it’. But on a cultural and socio-economic level, there is less diversity: the majority are white and wealthy, both in Boxtel and Rotterdam. The weekly contribution is affordable, but for many people the threshold is the 2.000 euros initial investment. Consideration is now being given to the question of making the Herenboeren more inclusive. According to Lucas, the key lies in connecting people who can help each other. ‘I’m going to work hard to ensure that people who have a little more and people who have a little less come into contact with each other and can arrange it among themselves’.
This is illustrative for the Herenboerderij: solutions are sought in the group rather than by making extra rules or agreements. For example, when people don’t need everything the farm produces, Lucas says. ‘There are people who say: ‘I only want meat, I don’t want vegetables’. Yes, but do we have to make rules as a board to make that possible? I’d like it better if someone like that would meet with a vegetarian: well, we’ll join together, you take the vegetables every week and I’ll take the meat’. Farmers will be made collectively responsible for new challenges and solutions. That way there are no rules and no managers needed, just a connection between the farmers.
One rule that the farmers do strictly enforce is a ban on market transactions. Farm products may not be sold on the market because this creates financial incentives. Lucas: ‘Imagine the farmer thinking: you know what, I’m going to secretly plant asparagus in a corner, I can sell it nicely for a tenner a kilo’. And before you know it, he and the farm fall into the old system of making money from food’. The rule lifts a lot of pressure from the farmer’s shoulders. He or she doesn’t have to worry about competitors, economies of scale, technological innovation, and the company’s finances. The farmer can concentrate on producing food as sustainably as possible for the 200 connected households.
External influence
Farms must, of course, comply with government regulations, such as health protocols and animal welfare rules. Heren-farms are often limited by those rules because they do not fit in with the model of a mixed farm, where functions such as animal husbandry, agriculture and fruit growing are mixed. In the Netherlands there are mainly farms that produce either pigs or potatoes. And that is what the regulations focus on. Douwe gives an example: ‘We had a herd of cattle, cows. Normally, when a calf is born, you have to put a yellow ear tag through its ear within three days. But if you do that in a herd where there’s a bull and about twenty cows, it’s not safe for the farmer’.
Tension between the ‘Herenboeren-model’ and existing regulations has led to a so-called ‘Green Deal’ in Boxtel, in cooperation with the local authorities. The deal offers the Herenboerderij the freedom to colour outside the legal lines, in order to identify the rules that get in the way. This is emphatically not just about the Heren-farmers, but about all farmers who want to do things differently. Because many farmers who have to compete on the market are forced to go to far-reaching economies of scale or high-tech agriculture. This puts pressure not only on farmers, but also on the land and biodiversity. The boundaries of the current agricultural system have been reached. And that is why the farmers are building an alternative.