Dit interview maakt deel uit van Human Stories of Digital Transformation. Met dit project willen we de aandacht vestigen op het gebrek aan publieke en burgerlijke ruimtes online en het effect van extractieve bedrijfspraktijken op het dagelijks leven van mensen. Tegelijkertijd laten we zien waar de kansen liggen voor alternatieve digitale infrastructuur en wijzen we op alternatieve praktijken die als model en inspiratie kunnen dienen.
We kijken naar de impact van de huidige dominante digitale bedrijfsmodellen op vijf domeinen: lokale economie en gemeenschappen, zorg, werknemersrechten, onderwijs, publiek debat en klimaat. Naarmate het bewustzijn van de impact van extractieve praktijken op al deze verschillende domeinen van ons leven groeit, willen steeds meer mensen, organisaties, overheden en andere actoren deel uitmaken van de verandering. Met dit project willen we die inspanningen stimuleren en concrete ideeën aanreiken voor op publieke waarde gebaseerde digitale infrastructuren en bedrijfsmodellen.
Is het internet kapot? Kunnen we alternatieve manieren bedenken om digitale ruimtes te ontwerpen en te organiseren, naast de advertentie-tech gedreven ruimtes die in handen zijn van een handvol miljardairs? In een recent en veel gedeeld blog deelt technoloog Robin Berjon zijn gedachten over het beheer van het internet. Hij noemt het internet ‘min of meer een failed state, met veel infrastructuur die is overgeleverd aan de grillen van criminele bendes en hun miljardair-war lords‘, voordat hij een aantal verschillende governancemodellen uit de offline wereld deelt als alternatieven. Berjon biedt een hoopvolle visie van veel verschillende organisatiemodellen, als alternatieven voor de megacorporaties van het internet, die gedreven worden door de ‘ideologie van de Ingenieur Koning, beperkt in hun denken door het ingebakken geloof dat technologie apolitiek is’. Deze megacorporaties kunnen niet vertrouwd worden om de toekomst te bouwen, zegt Berjon.
Vorig jaar onderzocht onze organisatie één essentiële bouwsteen van een beter digitaal ecosysteem: interoperabiliteit. We concludeerden dat het essentieel is dat we ‘generatieve interoperabiliteit’ bevorderen als een ‘positieve norm’, die fungeert als ‘de basis voor een open online ecosysteem, maar ook deel uitmaakt van een grotere aanpak om meer democratische digitale ruimten op te bouwen’. In een reeks gepubliceerde interviews onderzochten we wat verschillende actoren nodig hebben om deze ruimten op te bouwen.
Wat kunnen ambtenaren doen om deze meer democratische digitale ruimten te bevorderen? En welke moeilijkheden ondervinden ondernemers en programmeurs wanneer ze alternatieve technologie proberen op te bouwen in een ongastvrij ecosysteem? Welke rol kunnen publieke mediaorganisaties spelen? Wat moet dit alternatieve digitale ecosysteem bieden voor initiatieven om erin te gedijen? En is interoperabiliteit als ontwerpprincipe voldoende, of moeten we ook kijken naar alternatieve economische logica’s en eigendomsmodellen? Om de publicatie te lanceren die het resultaat is van dit onderzoek, organiseerden we dit evenement met Amandine Le Pape, medeoprichter van Element (een tool die onze organisatie gebruikt in plaats van Slack), en medeoprichter en bewaker van de Matrix Foundation. U kunt de publicatie over generatieve interoperabiliteit hier lezen.
De volgende stap na ons werk rond interoperabiliteit was de lancering van een nieuw project, ditmaal meer gericht op de voorkant: hoe beïnvloedt de digitale transformatie mensen op verschillende gebieden van hun dagelijks leven? Wat zijn alternatieven en nieuwe initiatieven die we kunnen belichten, die kunnen inspireren tot transformatieve verandering? Uit ons onderzoek naar interoperabiliteit werd duidelijk dat we veel meer samenwerkingsmodellen moeten faciliteren als we publieke burgerlijke digitale ecosystemen echt willen stimuleren. Een van de belangrijkste alternatieven die nu overal ter wereld opduiken is de platformcoop, die we hier al eerder hebben beschreven.
Vandaag kijken we naar Meet.coop, een platformcoop die een video conferencing tool biedt, alternatief voor Zoom en Teams. We spreken met Wouter Tebbens, die de organisatie enkele jaren geleden mede heeft opgericht. Wij vinden het essentieel om rechtstreeks van founders in de commons te horen, van hen te leren en deze ervaringen en inzichten te delen. Het is cruciaal dat we initiatieven in de platformcoöperatieve beweging bestuderen en hun successen en mislukkingen delen, om te leren van hun nieuwe benadering van digitaal ondernemerschap.
*
Thomas de Groot (TdG): Hoe is Meet.coop ooit begonnen, kun je ons meenemen in dat proces?
Wouter Tebbens (WT): ‘We zijn in mei 2020 begonnen, ten tijde van de pandemie. Toen zaten we net in lockdown. In die eerste fase wilden we met elkaar een online coöperatief platform opzetten voor meetings. Elke donderdag organiseerden we een bijeenkomst en daar was iedereen welkom, en tijdens die bijeenkomsten ontwierpen we het concept. Elke week kwamen er nieuwe mensen bij. De kern werd gevormd door drie organisaties uit de open source movement: Web Architects, Collective Tools and FemProcommuns. Al snel kwam Haifa, een workers-coop uit Toronto erbij.
‘Een eerste mijlpaal voor ons was de OpenCoop Conferentie in Londen, die vanwege Covid helemaal online was. Die hebben we toen gemaild, met de vraag waarom ze het op Zoom organiseerden. Na een paar telefoontjes hadden we ze overtuigd om het op Meet.coop te doen, ook al bestonden wij toen nog niet. Toen moesten wij dus snel servers opzetten om die conferentie te hosten, en toen ging de bal echt rollen.’
TdG: Hadden jullie vanaf het begin het idee om een videoconferencing-tool aan te bieden?
WT: ‘We waren in 2017 al begonnen met Commons Cloud, een coooperatief platform voor online werken. Daaronder hing al een coöperatief platform voor documenten, surveys, formulieren, een chatfunctionaliteit. Sommige maatschappelijke organisaties in onze wereld werkten al met Commons Cloud. Alleen voor videobellen gebruikten ze allemaal nog Jitsi. Maar tijdens de lockdown ontdekten we dat je geen online workshops kunt hosten op Jitsi, voor 40 mensen. Daar leent die tool zich gewoon niet voor. Dus wij wilden Big Blue Button, dat op dat moment het beste product was voor online meetings voor grotere groepen. Scholen werkten daar al mee en grotere organisaties ook. Alleen het was veel ingewikkelder voor de gewone gebruiker. Omdat je echt een dedicated server nodig hebt om het te gebruiken. Dus toen kwam het idee voor Meet.coop, een coöperatief met twee soorten leden: gebruikers en werkers. Het idee was dat onze eigen organisaties, kleine non-profits in het maatschappelijk middenveld, betalende leden zouden worden, en in ruil voor die financiële bijdrage zouden wij hen dan ontzorgen in het gebruik van Big Blue Button.
‘We begonnen een co-creatietraject dat een aantal maanden duurde, waarin we nadachten over welke diensten we precies moesten leveren, hoe maken we beslissingen en hoe kunnen mensen lid worden. Daar kwam dus een governance uit, een soort statuten, waarin stond vastgelegd wat onze diensten waren, hoe je lid kan worden en hoe we met elkaar beslissingen namen. Onze administratie brachten we onder bij Open Collective, een bekende online dienst voor platformcoops. Via Open Collective konden mensen doneren en op hun platform konden we ook alles transparant bijhouden. Dus we hadden nog niet eens een juridische entiteit of een bankrekening maar we konden al draaien. Alle geldstromen liepen via Platform6, een bevriende organisatie die optrad als fiscale host, een soort tijdelijke penvoerder.’
TdG: Wat waren jullie inspiratiebronnen, naast de commons?
WT: ‘We lieten ons in die tijd inspireren door Enspiral, Framasoft en May First, om er een paar te noemen. Niet om precies te kopiëren, maar wel om van te leren. En daarnaast hebben we de 7 principes voor coöperaties, van de Internationale Cooperatieven Alliantie overgenomen en een beetje herschreven op basis van onze eigen missie. Die staan nog steeds op onze site. Dat was een van de eerste stappen. En die principes zijn nooit meer veranderd.
‘We hebben altijd zoveel mogelijk gedeeld met onze gemeenschap, en dan bedoel ik vooral de groep met leden. Dus het document waarin de general terms of use staan bijvoorbeeld, waarin ook bepalingen staan over licentiëring enzo. Ook de online inrichting van onze samenwerkingsomgeving was heel leerzaam voor anderen in de gemeenschap. Het forum waarin we overlegden, de tools die open source waren, alles stond in het teken van kennis delen en praktijken inzichtelijk maken. Ik denk dat onze leden hier veel van hebben kunnen leren. Wel denk ik achteraf dat we de bredere gemeenschap, mensen buiten onze organisatie dus, meer hadden kunnen bereiken met inzichten delen, bijvoorbeeld door communicatie.
‘We hebben ook altijd de ambitie gehad om in Latijns Amerika en Zuid-Amerika gefedereerde collectieven op te richten, zodat onze bondgenoten in die regio dit ook konden gaan doen. Wij hadden al zoveel ervaring met het oprichten van een platformcoop dat we deze kennis graag wilden delen met de mensen daar. Er liepen ook al wel gesprekken met inspirerende partners daar, maar dat is er nooit van gekomen helaas.
‘De commons was inderdaad een belangrijk gedachtengoed voor ons, vanaf het begin. Dus we hebben goed gekeken naar governance-modellen uit de commons, en de sociale solidariteitseconomie en de platformcoop-beweging, om onze eigen organisatie op in te richten. Ook in hoe we naar ons product keken: natuurlijk bied je een dienst aan, maar het netwerk wat je opbouwt en de inzichten die je verzamelt zijn net zo waardevol, en moeten ook gedeeld worden.’
TdG: En na die eerste fase, wat gebeurde er daarna?
WT: ‘Toen begon de volgende fase, waarin we onszelf begonnen te betalen. We hadden zeker niet genoeg om iedereen voor hun uren te betalen, dus wat we deden was dat we elke paar maanden bij elkaar gingen zitten en alle inkomsten bij elkaar legden met daarbij de vraag: op hoeveel geld hiervan heb jij recht, vindt je zelf? Bij Commons Cloud, en later bij Meet.coop, wilden we zo snel mogelijk wel mensen betalen voor hun werk, uit principe. Dus dat was altijd het streven.
‘Dat ging een tijdje goed, maar het was ook wel veel gedoe, dat hele collectieve omgaan met schaarse middelen. Dus vanaf de volgende zomer zijn we toen toch maar iets formeler, minder democratisch, mensen gaan betalen voor hun gemaakte uren. Dus toen was het peer-reviewed verloning van de baan. Verder hebben we toen een marketingplan gemaakt en een businessplan. We hadden uitgerekend dat we ongeveer 3 tot 5 keer groter moesten worden om financieel uit de kosten te kunnen komen. En we wisten dat er potentie was. Dus dat was het plan.
‘We hadden vier ‘circles’, waarin het werk werd verdeeld (operations, product, tech en community). Maar de product circle, waar ook de marketing onder viel, die hebben we eigenlijk een beetje verwaarloosd. We dachten dat mensen wel organisch bij ons zouden uitkomen. Wat ook wel zo was, want we hadden toen iets van 200 organisaties die zich bij ons hadden aangesloten. Toen hebben een ervaren kracht ingehuurd om de marketing te doen. Maar tegelijkertijd kreeg ik een andere baan dus had ik minder tijd om die nieuwe collega goed te begeleiden. Die is na een paar maanden weer weggegaan, omdat wij hen niet goed begeleid hebben. Dat was achteraf wel het begin van het einde. We hadden de situatie te ingewikkeld gemaakt, met die circles en die democratische processen en de structuur van de organisatie met de board en de leden die ook nog allemaal inspraak hadden. Tegelijk hadden we nog steeds geen juridische entiteit en ook niet genoeg inkomsten om een staff in te huren. Het was te complex geworden.’
TdG: Wat gaat er nu met Meet.coop gebeuren?
WT: ‘In de laatste weken hebben we met het team veel gesprekken gevoerd. Conclusie is dat we moeten stoppen. Dat hebben we ook zojuist bekend gemaakt. Hoe we dan precies doorgaan is nog open. We verkennen twee scenario’s: 1) een andere coop neemt onze operations over met de commitment om onze leden te bedienen met een BBB-dienst, of 2) een tech coop neemt de leden over naar hun eigen klantenbestand. We zitten nu een een proces met andere organisaties waarin we verkennen waar iedereen staat en wat ze zouden willen doen en hoe dit alles past in onze collectieve strategie. Samen met het meet.coop evolution team zijn we nu druk aan het kijken hoe meet.coop moet doorevolueren. Er zijn al verschillende collectieven die interesse hebben getoond in een overname. En hoewel de gemakkelijkste weg zou zijn om het ledenbestand over te nemen, hebben we ook een collectief gevonden die echt geinteresseerd is in het doorzetten van het onderhoud van de bestaande multistakeholder base en de frontend. Dus we zullen zien, wat er uit deze gesprekken komt. Ik moedig iedereen aan om het meet.coop forum in de gaten te houden voor updates.’
TdG: Wat naar om te horen. Is het te vroeg om nu al te vragen wat jij denkt dat anderen hiervan kunnen leren?
WT: ‘Het oprichten van Meet.coop als platformcoop is echt transformatief geweest, voor onszelf en voor de deelnemers. Iedereen die ik spreek zegt dat ze er heel veel van hebben geleerd. Het is heel leerzaam voor mensen in een werknemers-cooperatie om gebruikers als leden erbij te nemen, in de vorm van een multistakeholder-coop. Dat is veel meer in de spirit van de commons. Hier zit altijd spanning, want er is een groot verschil tussen de beleving van een werker en een ‘klant’, die willen ook andere dingen van de organisatie. Dus daar hebben we veel van geleerd.
‘Een ander aspect waar we veel van hebben geleerd is het belang van een juridische entiteit, of het niet hebben daarvan. Het werken met Open Collective was superinteressant en waardevol, en dat heeft ons laten zien dat je dus heel flexibel kan zijn, je kan morgen beginnen zonder gedoe met notarissen! Aan de andere kant maakte onze status het lastig om met freelancers te werken, want die hadden natuurlijk wel een entiteit nodig om hun facturen naar te sturen.
‘De gesprekken over wat voor juridische entiteit, wat moet er allemaal in de statuten staan, en in welk land registreer je je onderneming? Dat is allemaal hartstikke politiek, dat beseften we ons vanaf het begin. Dus ik zou nieuwe collectieven absoluut aanraden om eerst aan de slag te gaan, en te investeren in product, het testen van de usecase, opbouwen van een gemeenschap en pas later, als je er aan toe komt, aan de notariële kant. Terugkijkend hebben we niet zakelijk genoeg gekeken naar de inkomsten en naar mogelijke financiers. We hebben het te vaak in ideologische zin gehad over geld, en te weinig aan acquisitie gedaan.’